Het voorbije BK bracht me de grootste sportieve teleurstelling en het mooiste
compliment.
De teleurstelling, lek rijden op 7 km van de streep terwijl ik in derde
positie lag en vocht voor de tweede plaats, daar ben ik allang overheen.
Dat ik snotterend en vloekend probeerde de band van de velg te krijgen -een
normale handeling die plots zo vreemd en onhandig was- en ik ondertussen mijn concurrentes één voor
één voorbij zag schieten, daar heb ik daags na de bewuste zondag niet meer over
gepiekerd.
Twee zaken hielpen mij het gebeuren relativeren, het ene meteen bij het kruisen
van de finishlijn.
Ik zie mijn ouders staan en voor ik iets kan zeggen, vragen ze mij luid en
verontwaardigd waar ik toch bleef? Ze stonden al om één uur op de uitkijk. Ze
hadden in het reglement gelezen dat de eersten rond half twee zouden toekomen
en het is al vieren gepasseerd. (Dat ging over de mannen en er is een
opmerkelijk verschil tussen de aankomsttijd van de mannen en de vrouwen, daar
zijn ze zich natuurlijk niet van bewust.) Het was voor hen een dag om zo snel
mogelijk te vergeten. Ze hebben kou geleden, niet gegeten. Ze zijn verloren
gereden, want de gps had het begeven. Uren hebben ze in de kou staan gestaan,
wachtend om hun dochter in een glimp te zien. Ze is dan nog eens laatste, niets
om mee uit te pakken bij hun vrienden. Wat bezielde hen om af te zakken naar
Eijsden?
Het schiet toch even door me heen te vragen of ze mijn wedervaren willen
horen, maar dat laat ik maar zo. Ze moeten naar huis, de pot moet op het vuur
en de benen in de zetel. Ze hebben al genoeg tijd verloren en morgen is het
werkendag.
Daags nadien, krijg ik wel de kans mijn werdervaren te vertellen aan mijn collega
Wouter. In plaats van medeleven, krult er eerst een lichte grijns om zijn mond
en tenslotte barst hij uit in een luid en sadistisch gelach. Ik heb dan vandaag
wel mijn verhaal verteld, maar krijg niet de verhoopte reactie.
Ik geef het op en klasseer het gebeuren als fait divers. Iets dat ik over
20 jaar nog eens uit de kast haal om er misschien respect mee af te dwingen bij
een jong publiek. “Wisten jullie dat ik
in 2011, op het podium van het BK had kunnen staan geweest hebben geworden,
indien als, ...”
Het is eigenlijk wel waar. Als je niet kan aanvaarden dat er op een
cruciaal moment iets misloopt met je materiaal, ga dan hardlopen. Het enige wat
je daarbij last zou kunnen bezorgen zijn je schoenen, maar als je die goed hebt
ingelopen voor de wedstrijd, dan laten die zich niet voelen.
Het mooie van fietsen is juist dat je het niet alleen doet, maar met je
fiets. Het is je partner, je beste vriend en je grootste vijand. Je vriend als
alles draait en rolt zoals het hoort en hij je de rit van je leven bezorgd. Je
vijand wanneer hij na een stevige modderrit vuil en voldaan naar je staat te
grijnzen of als hij plots beslist een onderdeeltje te laten haperen op een
cruciaal moment. Een platte band. Of een ketting die in de knoop trekt, Kim? Een
pedaal die vast blijft zitten, Nicolas? Een band die scheurt, Githa?
Doe een rondvraag bij wie aan de start stond op zondag 9/10/11 en 85%
antwoordt je dat zijn fiets zich misdroeg onderweg.
Maar zullen we daardoor onze fietsjes minder graag zien? Meestal komen we
er zelfs achter dat het probleem toch ergens bij de rijder zit. Had ik mijn
bandjes tubeless gemaakt, dan...
Voor de gelegenheid heb ik voorgaande weer opgerakeld, maar ik ben het
ondertussen allang weer vergeten. Het wordt overruled door iets wat tijdens de
rit gebeurde en waar ik nog de rest van mijn leven zal om glimlachen als ik
eraan denk.
Ik wil héél erg graag winnen, ik rijd om het hardst, ik zweet als een rund
en ik train als een beest, maar bovenal ben ik vrouw en gevoelig voor
complimenten.
Toen ik op km 70 een groepje inhaalde hoorde ik een man iets roepen. Dat
gebeurt wel vaker en meestal is het iets goed bedoeld, lees “lullig” in de zin
van: “Oh jij gaat hard, maar let op, het is nog ver, hoor!” of duidelijker ”Ziet
dat ge u ni opblaast.” Ik geef dan
meestal een weerwoord dat uit de benen komt.
Maar deze keer klonk het anders en ik moest me beheersen om niet de benen
stil te houden en een praatje te slaan met deze sympathiek klinkende
Nederlander. Hij stelde mij een vraag en ze kwam uit de toppen van zijn tenen.
Het klonk alsof ik hem het grootste raadsel van zijn leven bezorgde. Hij
kreunde:
“Hoe kan je na 3 uur fietsen nog zo lekker ruiken?”
Het spijt mij, collega Biker, dat ik je niet van een antwoord voorzag. Ik
was met stomheid geslagen omdat ik me niet aan zulke uitlating had verwacht. Ik
had kunnen vragen:
“Hoe kan je na 3 uur fietsen zulke vreemde, nutteloze vraag stellen?”
Maar ik begrijp het nu wel. Met modder van top tot teen, zweet in de ogen
en oksels en kwijl uit de mond, verwacht je inderdaad niet dat iemand nog
lekker ruikt. Misschien was het wel de verjaardag van je vrouw en zat je te
denken aan een geschikt kado?
Ik geef je hierbij mijn geheim prijs: het gaat om Chance van Chanel. Het
zit in mijn achterzakje en ik haal het boven wanneer ik sympatieke Nederlanders
passeer.
Geef toe, als je zoiets hoort, dan kan er daarna gebeuren wat wil. Dan
mogen je ouders je verhaal negeren en je collega’s gemeen lachen om je pijnlijk
relaas. Het kan je kouwe kleren raken.
Ik bedank Mister Chanel dat hij deze geur heeft uitgevonden en mijn moeder
dat ze deze bij gebrek aan een origineel kado voor me heeft gekocht met Kerst.
Als ik het flesje bovenhaal zal ik er aan denken. Als ik vuil en
onherkenbaar ben, als ik plat rijd op een ongewenst moment, als iemand mijn
verhaal negeert of lacht met mijn ongeluk.
Zoals de reclame adviseert, laat ik me meeslepen op de sprankelende wervelwind
van Chance van Chanel. U toch ook?
Mooi geschreven, leuk om lezen !
ReplyDelete